NTSC, PAL en Cinema zijn standaarden voor videostructuur waarmee het aantal beelden per seconde (bps) in uw video-opnamen wordt aangeduid. Over het algemeen wordt in videocamera's die in Noord-Amerika zijn gekocht, de NTSC-structuur gebruikt (30 bps), en in camera's die in Europa zijn gekocht, de PAL-structuur (25 bps).
De beeldsnelheid van video met de Cinema-structuur is 24 bps. Dit is de beeldsnelheid van traditionele filmcamera's en volgens velen ontleent het resulterende beeldmateriaal het speciale "filmische" karakter aan deze unieke beeldsnelheid. Daarom hebben veel recente digitale camera's een Cinema-modus op 24 bps, ongeacht het land waar ze worden gekocht. U kunt uw camera op die modus instellen om uw beeldmateriaal dat filmische karakter te geven.
Als u met een nieuw project begint, kunt u over het algemeen het beste de beeldsnelheid selecteren waarmee u ook de videobeelden hebt opgenomen. U kunt in één project videomateriaal met verschillende beeldsnelheden combineren, maar hierdoor kan de afspeelkwaliteit slechter worden.
Als u de beeldsnelheid voor een project hebt ingesteld, kunt u deze niet meer handmatig wijzigen. Als het eerste fragment dat u aan het project toevoegt echter een andere beeldsnelheid heeft dan het project, vraagt iMovie of de beeldsnelheid van het project moet worden aangepast aan die van het fragment.
Wanneer een videofragment in uw gebeurtenis of project een beeldsnelheid heeft die niet overeenkomt met die van het project, wordt er in de linkerbenedenhoek van het fragment een klein symbool weergegeven met daarin de beeldsnelheid van het videofragment. Dit symbool geeft aan dat de afspeelkwaliteit niet optimaal is.
U kunt in het venster 'Projecteigenschappen' zien wat de beeldsnelheid van het project is. Kies 'Archief' > 'Projecteigenschappen'. U vindt het Archief-menu in de lichtgrijze balk boven aan het scherm.